
1844-1870
Victor BOCH neemt met zijn financiële ervaring de leiding van de SNC BOCH Frères op zich. Hij krijgt hulp van de faiencefabrieken van de familie (Septfontaines, Mettlach en Wallerfangen) van wie hij gebruiksklare koperplaten kan kopen, wat hem toelaat onmiddellijk met de productie te starten. Onder die aan Keramis verkochte platen tussen 1844 tot 1846 vermelden we onder meer zichten uit Beieren en van de Rijn, genretaferelen, oosters geïnspireerde decors, het decor “Theetrinker”. De gravures op die platen, meestal uitgevoerd met beitel en stempels, werden gebruikt voor de reproductie door druk.
De allereerste decors waren monochroom, meestal gedrukt in blauw of zwart, en dragen meestal een fabrieksstempel met groot vaandel en komen wel eens van zusterfabrieken. Soms zijn ze tweekleurig, zwart voor het vignet en een ander kleur voor de rand. Enkele voorbeelden zijn:
· decor in zwart: genretaferelen, jachttaferelen
· decor in blauw: Laurier B.F., Orient, Orient II, Grand bouquet, Ronda, GG
· decor in zwart of in blauw: Theetrinker, Wild rose, Clyde Scenery
· decor in blauw of in mangaan: Althea, Althea op bestelling, Jardinière, Hollyhock.
Sommige van die decors worden lichtjes onscherp gedrukt voor Engelse en Amerikaanse klanten die tuk zijn op dit soort afbeeldingen.
Rond 1860 komen de polychrome stukken op door accenten in kleur onder of op het glazuur, soms bestaan zowel monochrome als polychrome stukken van eenzelfde decor:
· oosters geïnspireerde en/of antieke decors: Pompeia en Pompei, Japonica, Canton met groene hoofdkleur en later met andere hoofdkleuren, Nanking, Yedo, Dames chinoises, Timor, …
· andere types polychrome decors: Perdrix, Pérou, Charlotte II, romantische en familiale taferelen met kinderen.
De productie van oosters geïnspireerde decors wordt in de volgende periode verdergezet.
Romantische taferelen, stadsgezichten, heiligen of heiligen met hun attributen, veldslagen van Napoleon, humoristische scènes en “combles” (het toppunt van), spoorwegreizen, meestal uitgegeven in reeksen van 12, zijn evenveel onderwerpen voor faiencedecors. De heren MOUZIN (Henri-Joseph, Henry en Charles of Carl) zijn de belangrijkste graveurs ervan (Fery, 2000).
Vanaf die periode heeft Boch Frères wereldwijd tonnen witte faienceproducten afgezet, zonder enig decor, soms verhoogd met een in de massa gegoten reliëf.
Tijdens deze periode voegt Victor BOCH aan de productie van faience de fabricage toe van fijn aardewerk met een decor van barbotine en met vergulde accenten. Die stukken van fijn aardewerk, op de wijze van Palissy, worden meestal in reliëf gemerkt met een gele stip. Overigens worden de decors voor dagelijkse gebruiksvoorwerpen beïnvloedt door Luxemburg en Engeland, maar ook door de decors uit Straatsburg en de decors van de Manufacture de Tournai die mochten gebruikt worden na de aankoop ervan in 1851. Zo werd het Doorniks decor met de naam “à la mouche” door MOUZIN bij BOCH opgenomen onder de namen “Grand Bouquet” of “Ronda”.
De productie omvat tafelserviezen, koffie- of theeserviezen, toiletsets (waterkom, bassin voor voetbaden, nachtpot,…), diverse voorwerpen in fijn aardewerk en enkele religieuze voorwerpen.
1870-1892
Rond 1874, in het licht van de verwoede interesse van verzamelaars van oude faiencestukken, werft Victor BOCH Hollanders uit Maastricht aan, waaronder ook sommigen die al ervaring in Delft opgedaan hadden. Die Hollandse faienceschilders brengen hun kennis, ervaring en wetenswaardigheden mee. Dank zij hun medewerking werden de werkmethodes van weleer teruggevonden en toegepast op een andere klei dan bij de pottenbakkers in Delft. Op een periode van reproductie van decors volgt een periode van vernieuwing, onder meer met de polychrome decors op witte ondergrond, of blauw, groen of zwart, en daarna nieuwe decors. Voor meer uitleg over deze voorwerpen in de stijl van Delft verwijzen we naar het werk “150 ans”.
De luxefaience wordt versierd met Delftse decors, wat een specialiteit wordt van de manufactuur onder de benaming “la Chambre des peintres hollandais” te herkennen aan een typische handgeschilderde “B“ onderaan de stukken. Voor die artistieke producten in de Delftse stijl vervangt het handgeschilderd decor de gedrukte versiering. Honderdduizenden stukken werden wereldwijd verkocht dankzij een uitgebreide catalogus. De catalogus/prijslijst van 1887, die voornamelijk gewijd is aan Delftse stukken bevat 16 bladzijden met afbeeldingen van Delft en enkele bladzijden met illustraties van “Kioto et fonds divers”, van “Fond bleu Sèvres doré”, “Barbotine” en “Rhodes” en eenzelfde aantal bladzijden met de prijzen! Er wordt zelfs een supplement 1887 aan toegevoegd. De productie van stukken in de stijl van Delft stopt niet in 1892 want de catalogus/prijslijst van 1899 bevat nog 26 bladzijden illustraties van Delft en 3 bladzijden afbeeldingen van artistieke schilderijen op glazuur en evenveel bladzijden prijzen! Overigens worden ook Perzische of Chinese decors, decors van Rouen, van Saint-Amand-les-Eaux en van Sèvres gebruikt.
Daarnaast blijft de faiencefabriek tafelserviezen produceren met gedrukte decors van motieven die vroeger al ontworpen werden, zoals de prijslijst van 1877 aantoont, onder meer met de decors Ronda, Saxe, Grand Bouquet, Glands, Willow, Clyde Scenery, Althea lichtjes onscherp, Jardinière lichtjes onscherp, Charlotte, Ronce en Canton met groene ondergrond.
In die catalogus van 1877 zien we ook dat decors verschijnen zoals de Vieux Rouen en nieuwe vormen zoals verluchte of blinkende dessertserviezen. Volgens o.a. Lenglez, werd tijdens de zogezegd Delftse periode aan de schilders ook gevraagd om Rouen en Perzische motieven te imiteren.

Sommigen menen dat deze periode de minst interessante zou zijn, en bestempelen die als “post MOUZIN”, wat onterecht is. Dit tijdperk is immers de periode waarop de art nouveau een uitbarsting kent van innovaties die aansluiten bij de traditie. De decors Jasmin in groen, Jasmin in blauwgrijs, Capucines, Lucien, Rosa en Prunelle zijn enkele voorbeelden van die art nouveau strekking.
De romantische landschappen worden gebruikt voor decoratieve panelen in kleine tegels (weidse landschappen met bomen, invloed van de Italiaanse Renaissance…). De keramiek voor de panelen wordt nog beïnvloedt door de Hollandse stijl uit de XVII eeuw geïnspireerd door Frans HALS of nog door de Perzische stijl (Iznik). De art nouveau (zie hierna) verschijnt met het pointillisme van onder meer FINCH, die het in zijn kortstondig verblijf in La Louvière (1890-93) klaarspeelt om die techniek in de vervaardiging van Delftse eetserviezen te introduceren. Vertrekkend vanuit klassieke bloemenslingers, en ze dan te vereenvoudigen en te styliseren, overstijgt QUENNOY de art nouveau om snel te evolueren naar decors die helemaal niet misstaan in de art deco. Voor het vaatwerk vormen de stijlen in reliëf een specialiteit uit die tijd, de Straatsburgse bloemen blijven actueel, decors worden ontleend aan Meissen (Copenhague), Emile DIFFLOTH voert blauw en gouden decors in de stijl van Sèvres in.
De gebroeders BOCH namen in 1906 Charles CATTEAU in dienst, een uitzonderlijke personaliteit, met een reputatie die snel zal gekend zijn buiten de muren van de firma BOCH, door zijn lesgeven, zijn lidmaatschap van artistieke cirkels, zijn samenwerking met andere manufacturen.

1920-1950
De tafelserviezen grijpen nog maar eens terug naar talrijke decors en reeksen uit vroegere periodes. De catalogus uit 1936 toont de diversiteit van de productie van de gebroeders Boch, zowel in termen van heruitgave van decors als in termen van tekenen van nieuwe decors in art deco. Hierna enkele voorbeelden uit die catalogus:
- Heruitgaven uit de eerste periode: reeks 1 van Napoléon, Grand Bouquet, GG, Laurier BF, …
- Heruitgaven uit de tweede periode: decors Pyrus, Luxembourg, abeilles, Delft, Copenhague, decor Tournay, Laurier BFK, …
- Heruitgaven uit de derde periode: Lucien, Pyrus, Dugazon, Rosa, Bonaparte, Ney,
- Nieuwe art deco modellen: Corbeille, Melba, Damier, …
Die periode wordt vooral gekenmerkt door de productie van siervoorwerpen en van art deco serviezen die uitgewerkt werden in het fantasieatelier van Charles CATTEAU. Hij sleept een eerste prijs in de wacht op de Parijse internationale tentoonstelling van moderne decoratieve en industriële kunsten in 1925 met een vaas in aardewerk, verschillende voorwerpen waaronder een qua afmetingen indrukwekkende vaas met herten en reeën. Met zijn ploeg medewerkers zal hij duizenden vazen en siervoorwerpen in fijne faience en aardewerk vervaardigen, daarbij verschillende glazuurtechnieken ontwikkelend (glansglazuur, craquelé of mat cloisonné op de wijze van Longwy), dat alles in typisch gestyliseerde art deco decors ontleend aan de geometrie of aan de planten- en dierenwereld, soms teruggrijpend naar het japonisme. Die productie van siervoorwerpen leidt ook tot de creatie van art deco decors op tafelserviezen. Bij het vertrek van Charles CATTEAU in 1950 nam Raymond CHEVALLIER de fakkel over.
1950-2009
De faienceproducenten zoeken een toekomst in twee verschillende richtingen, enerzijds via innovatie door moderne en originele decors, en anderzijds door zich te richten op een kwalitatieve luxeproductie van hoog niveau, dat alles met een beperkt aantal werknemers.
Bibliografie
- BOUCQ Annie, e.a., “Matière et beauté – De la faïence aux néocéramiques”, Faculté Polytechnique de Mons, 2002.
- Auteurscollectief (onder leiding van LEFEBVRE Jacques et THOMAS Thérèse), 150 ans de création et de tradition faïencières. Boch-Keramis, La Louvière, 1841-1991, La Louvière, 1991.
- Auteurscollectief (onder leiding van ALLARD Dominique), Catteau, schenking Claire De Pauw – Marcel Stal, Koning Boudewijnstichting, 2001.
- COSYNS Etienne en BRAGARD Léopold, “BOCH Frères Keramis. Décors imprimés 1844-1870“, Uitg. Antiquities Cosyns S.A., 2008.
- FERY Joël, Les décors imprimés et peints sous les Mouzin, Le Roeulx 2000.
- JECK Marc, Jean-Baptiste Nothomb : une gloire nationale, Dossier Luxembourg, www.tribunedebruxelles.be (TBX n° 133, paru le 20/7/2005).
- LENGLEZ Michelle e.a., Décors imprimés de Boch-Keramis, 1844-1975, CEREDORE, La Louvière 1998.